Communicatie is geen harde wetenschap - we kennen allemaal de gevallen waarin we denken helder en eerlijk te communiceren, maar het gesprek toch stokt. Soms gebeurt dit binnen je organisatie, soms loopt de communicatie tussen je organisatie en je doelgroep spaak. In de afgelopen Expeditie “Jong & divers publiek” brachten publiq en hybried vzw verschillende cultuurorganisaties rond de tafel om te kijken hoe culturele misverstanden in de communicatie kunnen ontstaan - en hoe ze kunnen worden verholpen, meer specifiek met betrekking tot een jong en divers publiek.
We gebruikten daarvoor het ‘TOPOI’-model, een handige houvast om deze communicatiestoornissen op te sporen en te remediëren. Bots je intern of extern ook op misverstanden die te wijten zijn aan culturele verschillen? Dan helpen we je graag op weg met een snelle introductie tot het ‘TOPOI’-model. We passen waar mogelijk toe met concrete voorbeelden uit de Expeditie “Jong & divers publiek”.
TOPOI - wat is het?
Het TOPOI-model is een kader voor interculturele communicatie. Het bestaat uit vijf gebieden waarop je cultureel geïnspireerde misverstanden inzake communicatie kan opsporen. Deze vijf gebieden zijn Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet. In de praktijk zijn de vijf gebieden niet duidelijk van elkaar te onderscheiden, ze overlappen en kruisen elkaar. Toch helpt het om ze afzonderlijk even onder de loep te nemen om duidelijker te kunnen onderscheiden waar de communicatie mank loopt.
Drie overkoepelende vragen lopen daarnaast als een rode draad doorheen alle gebieden:
▪ Wat is mijn aandeel?
▪ Wat is het aandeel van de ander?
▪ Wat is de invloed van de heersende beelden, waarden, normen van de sociale omgeving op de communicatie van elke gesprekspartner?
Vragen en interventies
Het TOPOI-model bestaat op elk gebied uit een analyse (‘Wat kan je je afvragen’) en een mogelijke remediëring (‘Wat kan je doen’). De analyse bestaat uit een aantal vragen waarop je, binnen elk deelgebied, kunt nagaan waar de communicatie is mank gelopen. Vervolgens stelt het model per deelgebied gepaste interventies voor om de communicatie opnieuw vlot te trekken.
1. TAAL: Hoe begrijpen wij elkaar, verbaal & non-verbaal? Spreken alle gesprekspartners dezelfde taal?
Wat kan je je afvragen in de communicatie met een ‘Jong & divers publiek’?
>>> Wiens moedertaal wordt er gesproken? Wie spreekt zijn eerste, wie zijn tweede taal? Welke woorden worden gebruikt die mogelijks tegen de borst stuiten en welke lading hebben ze voor de verschillende gesprekspartners? Interpreteren we alle gebruikte woorden op dezelfde manier en wat is de invloed van ieders omgeving op deze interpretatie? Wat betekent het als iemand van het gesprek zijn wenkbrauwen fronst, zijn telefoon checkt? Kent iedereen elkaars non-verbale taal goed genoeg? Wat is de invloed van ieders omgeving op de betekenisgeving?
Wat kan je doen?
Globaal gezien: OPEN communiceren. Sensitief zijn voor de verbale en non-verbale communicatie. Betekenissen navragen en uitleggen. Feedback vragen en geven. Onderzoeken wat de invloed is van ieders concrete leefomgeving op de betekenisgeving.
2. ORDENING: Hoe staat iedere gesprekspartner in de situatie? Is dit een comfortabel gesprek voor alle gesprekspartners?
Wat kan je je afvragen in de communicatie met een ‘Jong & divers publiek’?
>>> Zijn de gesprekspartners aanwezig vanuit een emotionele betrokkenheid (een grotere representatie van een jong en divers publiek) of eerder vanuit een strategische insteek (window-dressing in de organisatie)? Vanuit welke logica of loyaliteit staat elke gesprekspartner in het gesprek? Wat is het referentiekader, wat zijn de waarden en normen van elke gesprekspartner? Wat is gemeenschappelijk, waar liggen de verschillen?
Wat kan je doen?
Globaal gezien: Je BEWUST zijn van je eigen referentiekaders en die van de ander daar gelijkwaardig naast leggen. Vragen naar de zienswijze van de ander en de eigen zienswijze toelichten. Actief luisteren en erkennen. Inleven en invoelen. Het gemeenschappelijke voorop zetten.
3. PERSONEN: Hoe kijken de gesprekspartners naar elkaar? Wie zijn ze als persoon?
Wat kan je je afvragen in de communicatie met een ‘Jong & divers publiek’?
>>> Vanuit welke identiteit/culturele achtergrond spreken de gesprekspartners? Welke identiteiten zijn aan tafel vertegenwoordigd? Hebben alle gesprekspartners in het gesprek de ruimte om zichzelf te zijn? Wat zijn de wederzijdse verwachtingen?
Wat kan je doen?
Globaal gezien: TRANSPARANT zijn inzake je eigen culturele rollen, waarden en referenties. Open communiceren over je eigen verwachtingen. Actief luisteren. Inleven en invoelen.
4. ORGANISATIE: Hoe verhouden de verschillende organisaties zich tegenover elkaar, zit er een machtsverschil op?
Wat kan je je afvragen in de communicatie met een ‘Jong & divers publiek’?
>>> Hoe verhouden gesprekspartners met pakweg een freelancer-statuut zich tegenover gesprekspartners die werknemers zijn? Waar vindt het gesprek plaats, binnen wiens kader? Vertegenwoordigen je gesprekspartners hun organisaties of hebben ze een uitvoerende rol, wat is hun autoriteit? Hoeveel tijd is er? Wat is de agenda? Volgens welke procedures verloopt het gesprek en wie stelt deze procedures op? Hoe grondig is de kennis van de gesprekspartners over elkaar?
Wat kan je doen?
Globaal gezien: de machtsrelaties op een eerlijke manier in kaart brengen en ERKENNEN.
5. INZET: Met welke motieven staan de gesprekspartners in deze relatie? Welke doelen willen ze bereiken?
Wat kan je je afvragen in de communicatie met een ‘Jong & divers publiek’?
>>> Lopen de doelstellingen van alle gesprekspartners gelijk? (Bijvoorbeeld: de wens om een maatschappelijk doel te bereiken versus de wens om een bepaald imago te creëren.) Waar doet iedere gesprekspartner zijn best voor? Wat ziet iedere gesprekspartner van elkaars ‘verborgen’ motieven? Voelt ieder zich erkend in zijn motieven?
Wat kan je doen?
Globaal gezien: de onderliggende motieven of agenda’s van alle gesprekspartners op een eerlijke manier in kaart brengen en erkennen. Inleven en invoelen in waar de ander zijn best voor doet en dat ook bekrachtigen. Uitleggen waar je zelf je best voor doet.
Het resultaat: cultuursensitief communiceren
Als het goed zit, helpt het TOPOI-model je om scheefgelopen communicatie recht te trekken en in de toekomst te vervangen door cultuursensitief communiceren. Cultuursensitief communiceren begint bij een individueel bewustzijn over de eigen positie, referenties en privileges en vertaalt zich op het niveau van je organisatie in een communicatie waarbij respect voor elkaars referentiekader centraal staat. Veel fijner, toch? Succes!
Meer weten over het bereiken van een jong & divers publiek?
Dit theoretisch model werd aangereikt tijdens de Expeditie "Jong & divers publiek”. Op zoek naar meer gedeelde kennis en ervaringen van de Expeditie? Raadpleeg ons artikel over organisatieverandering en de handige tips & tricks.