Dit artikel komt uit de publicatie 'Uit de Schaduw: de ontwikkeling van kunst- en cultuureducatie in de vrije tijd in Vlaanderen', samengesteld door Jan Staes en Tijl Bossuyt in opdracht van publiq in 2020. De publicatie zoomt in op verschillende aspecten uit de geschiedenis van kunst- en cultuureducatie. Benieuwd naar de volledige publicatie?

Over de geïnterviewden

Jan De Braekeleer is gepensioneerd medestichter van Mooss en WISPER en was ook coördinator van beide organisaties, van Mooss tot 2002 en van WISPER tot 2018. Hij legde de grondslag van de actieve kunsteducatieve methodiek van beide organisaties en gaf hierover vorming aan lesgevers en professionals uit het jeugdwerk, het sociaal-cultureel werk, de amateurkunsten en de cultuurcentra.

Fred Dhont is directeur van Socius, steunpunt voor sociaal-cultureel werk. Voorheen was hij verbonden hij aan de UCLL (bachelor Sociaal Werk - afstudeerrichting sociaal-cultureel werk) en KULeuven (master Sociaal Werk) en werkte hij als consultant voor Nexus. Momenteel is hij ook gastdocent binnen de postgraduaatsopleiding cultuur- en kunstmanagement van de Universiteit Gent. Hij publiceerde over sociaal-cultureel werk.

Over de auteur

Annemie Morbee is zelfstandig copywriter. Ze formuleert gestotter en oeverloze uitweidingen in heldere zinnen en stelt moeilijke vragen zodat de spreker zelf to the point kan komen. Ze was zeventien jaar achtereenvolgens redacteur, eindredacteur en hoofdredacteur van gespecialiseerde uitgaven over goederenvervoer en douane. Nu schrijft ze vooral voor bedrijven, de kunsten- en de welzijnssector.

Met Jan De Braekeleer (die veertig jaar geleden Mooss en later ook WISPER oprichtte) en Fred Dhont (directeur van Socius, het steunpunt voor sociaal-cultureel volwassenenwerk) doken we de geschiedenis in van de kunst- en cultuureducatie voor volwassenen. Ze gaven ons een duidelijke definiëring van de term educatie en er werden lijnen getrokken tussen het beleid en de golfbewegingen van de sector. Eén ding is zeker: het betreft een rijk, veelzijdig en enorm groot aanbod. Of dit zo zal blijven, is koffiedik kijken. Of dit zo moét blijven, al evenzeer.

Over de geschiedenis

Dhont: Als je cultuureducatie in zijn brede betekenis beschouwt (bezig zijn met cultuur, maar ook met waarden en normen in de samenleving en dit in combinatie met leren) beschouw ik het sociaal-cultureel werk als de founding father van de cultuureducatie. Wat deed het Willemsfonds in 1851? Precies dat. De oorsprong van het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt bij de cultuurfondsen. Zij combineerden de verheffingsidee met de Vlaamse identiteitsvorming en ontvoogdingsbeweging. Later groeide daaruit de volksontwikkeling en tenslotte het sociaal-cultureel werk met daarbinnen een niche van organisaties die gespecialiseerd zijn in kunst- en cultuureducatie.

Wat iedereen binnen het sociaal-culturele veld verbindt, is dat zij in een gemengde combinatie een aantal functies opnemen: een leerfunctie, een cultuurfunctie, een maatschappelijke bewegingsfunctie, een gemeenschapsvormende functie, …

De Braekeleer: Binnen die sector van de kunst- en cultuureducatie kan je het onderscheid maken tussen de receptief/reflectieve groep (beleven en beschouwen) en de actief/productieve groep (doen, maken). De receptieve groep kent zijn ontstaansgeschiedenis inderdaad bij de cultuurfondsen (Willemsfonds, Davidsfonds, Vermeylenfonds) en ook de universiteiten. In de jaren 1970 en 1980 komen de meer gespecialiseerde organisaties (zoals bijvoorbeeld Amarant) en vanaf 2004 zijn er ook de Vormingplus-centra en de regionale volkshogescholen (13 regio’s) die allemaal een programma hebben rond kunst en cultuur. Zij bieden zowel receptieve als actieve vorming. Daarnaast zijn er de cultuurcentra die vroeger ook sterk vormend waren en nu, met begeleidende educatieve activiteiten, nog steeds kunnen gerekend worden tot de receptieve groep. En laten we ook de beeldende kunsten niet vergeten: de musea die regelmatig lezingen en rondleidingen organiseren.

Dhont: In de loop van de geschiedenis had de erfgoedsector vooral een bewarende en ontsluitende functie, maar die heeft zich verbreed naar een meer educatieve functie. Vandaag worden nieuwe musea bijna opgezet vanuit een educatief oogpunt. Vergeten we ook de bibliotheken niet: vanuit historisch oogpunt zijn zij een ongelooflijk belangrijke speler op het vlak van cultuureducatie. En wat te denken van onze publieke omroep, qua subsidie de dikst bedeelde cultuurspeler in Vlaanderen, die zijn cultuur-educatieve opdracht niet of nauwelijks opneemt?

De Braekeleer: De actieve groep is wat ingewikkelder. Daar begint alles internationaal in de jaren 1950 en in Vlaanderen in de jaren 1960 en 1970, met August Bal en DACEB. Zij worden vaak onder de noemer jeugdwerk gestoken, maar ze hadden een groot aanbod voor jongvolwassenen, zoals voor toekomstige leraren. Bijna gelijktijdig was er de Stichting Lodewijk de Raet, die op snelheid kwam in de jaren 1970 en in de jaren 1980 en 1990 een grote bloei kende. Vanaf 1980 had je De Kolk, waaruit later Mooss en WISPER zijn ontstaan. Verder was er de Halewynstichting met de Jazz-Studio, Muziek Actief (nu Musica), … Als we bekijken wie er nu nog werkt in dit actieve veld zijn dat Vormingplus, WISPER, Musica, de Halewynstichting en nog drie bijzonder grote spelers:

  • Het deeltijds kunstonderwijs voor volwassenen
  • De amateurkunsten, die ook een combinatie zijn van actief en receptief. Vaak werken ze samen met andere gespecialiseerde vormingsorganisaties, met cultuurcentra of met kunstenorganisaties. Uit de amateurverenigingen zijn de negen landelijke steunpunten/organisaties ontstaan die vorming organiseren.
  • De privémarkt: de dansscholen, beeldateliers, enzoverder: al die privéinitiatieven waar veel volwassenen naartoe gaan. Je kan je afvragen of dit educatie is, maar vaak is dat wel het geval.

Over enkele ijkpunten

Dhont: Ontegensprekelijk vormt de cultuurpolitiek die Vlaanderen vanaf de jaren 1970 begon te voeren een eerste belangrijk ijkpunt in de geschiedenis van de cultuureducatie. Het eerste beleid dat Vlaamse materie werd, was cultuurbeleid. Frans Van Mechelen bouwde de cultuurcentra en Rika De Backer zette zijn beleid verder. Pioniers zoals Jan, die tot op dat moment op nepstatuten draaiden, kregen eindelijk subsidies. Dat waren eigenlijk start-upbudgetten, innovaties zou je dat vandaag noemen. En er is één constante in het cultuurbeleid: inzetten op cultuurparticipatie. Dat heette toen nog niet zo, maar er was de cultuurspreidingsgedachte, geografisch en verticaal, door te investeren in cultuurcentra. Dat was toen echt uniek.

De Braekeleer: Eigenlijk moet je de jaren 1960 er ook bij nemen, met de grote naoorlogse boom waarvan de allereerste pioniers hebben geprofiteerd. En waarin de verenigingen hun monopolie kwijtraakten. Tot op dat moment hadden zij immers het monopolie over de vrije tijd: ze vertelden je hoe je je weekend moest invullen, waar je op vakantie moest, hoe je op vakantie moest. De concurrentie is er gekomen met de introductie van de vrijetijdsindustrie, meegebracht door de Amerikanen na de oorlog. De overheid werd een actor in de cultuurspreiding en er kwamen steeds meer spelers. Bovendien kreeg je een fundamentele omslag in de manier waarop mensen konden participeren. Vroeger moesten ze lid zijn van een vereniging en was vrije tijd een groepsgebonden gebeuren. In de jaren 1960 en 1970 kreeg je de opkomst van de vormingsinstellingen waarvan je geen lid moest zijn om te mogen deelnemen. Je kan spreken van een individualisering die ook in het economische systeem verweven zat.

Nu vrees ik dat men veel weloverwogen keuzes gaat
maken. De roep ‘Dat er te veel is’ is te luid geworden.

Dhont: Minister Anciaux heeft ook voor een grote groei gezorgd. Hij heeft het cultuurbudget verdubbeld, mede dankzij het feit dat Vlaanderen door de vijfde staatshervorming meer middelen kreeg én de economie een grote groei kende. In de jaren die daarop volgden, kregen we met schaarste te maken, waardoor er overal een beetje bespaard werd via de kaasschaafmethode. De cultuursector werd niet van de kaart geveegd, maar nu vrees ik dat er niet meer voor de kaasschaaf, maar voor het fileermes zal worden gekozen. Dat men veel weloverwogen keuzes gaat maken. De roep ‘Dat er te veel is’’ is te luid geworden. De overheid heeft wat betreft cultuureducatie altijd een cruciale rol gespeeld, door initiatieven in gang te zetten en te ondersteunen. Dat ze dat nu heeft losgelaten, verontrust mij een beetje. Vijftig jaar na de oprichting van de Vlaamse Gemeenschap en het eerste Vlaamse socio-culturele beleid, is net dit beleid het eerste dat wordt afgevoerd. Met het loslaten van de bibliotheken en de cultuurcentra en de 100 miljoen euro die men in het Gemeentefonds stopt, met het risico dat de gemeentelijke overheden andere prioriteiten gaan stellen dan te investeren in cultuur. Vlaanderen moet inderdaad niet meer zoals vroeger zo bevoogdend en controlerend zijn, maar mag wel een kader scheppen. Ik ben als de dood voor een postnummer-democratie waarbij jouw mogelijkheden tot cultuurparticipatie afhangen van de gemeente waarin je woont. Er staat in de grondwet dat je recht hebt op culturele ontwikkeling!

Over de term educatie en noodzaak ervan

Dhont: Educatie is weloverwogen inzetten op leren, dat is het verschil met leren. Leren doe je altijd, maar educatie is intentioneel, doelgericht vormgeven van leren voor mensen, groepen en gemeenschappen. Een museum als M bijvoorbeeld, heeft een leereffect voor ogen en bedenkt hoe het dit wil opbouwen. Dit kan op honderden manieren, maar het is altijd bewust in zijn doel en in zijn aanpak.

De Braekeleer: De vraag of educatie nodig is, is een overbodige vraag. Het gebeurt gewoon. Mensen vragen leeractiviteiten, bieden ze aan. Ze lezen recensies over voorstellingen, informeren zich, gaan naar lezingen, …

Dhont: Daarin zit ook een stuk informeel leren: als ik met een paar vrienden naar een voorstelling ga kijken en nadien gaan we samen op café en we praten nog een uur over de voorstelling die we hebben gezien, dan is dat ook leren. Maar geen educatie, want niet intentioneel.

De Braekeleer: Kunstenaars zijn vaak allergisch voor omkaderende, educatieve activiteiten. Er is een strekking onder de kunstenaars die vindt dat kunst voor zichzelf moet spreken en vooral onbevangen moet worden tegemoet getreden, zonder educatieve filter. Het zijn deze kunstenaars die juist het leren claimen. Zij vinden dat er geen bemiddelaar mag tussen staan: “Als er iets geleerd zal worden, zal het zijn via mijn creatie.”

Dhont: Je zal altijd die twee strekkingen hebben. Maar eerder dan semantische discussies te voeren en te kijken wie er wel of niet bij hoort, vind ik dat wij een ongelooflijk rijk en divers cultuureducatief landschap hebben. Laat ons die diversiteit koesteren.

De Braekeleer: Surf naar www.prettiggeleerd.be, kies de categorie ‘leren over kunst’ en je krijgt een idee van het gigantische aanbod voor volwassenen.

Over het kunsteducatief beleid

Dhont: Het cultuurbeleid in Vlaanderen is een sectoraal beleid: we hebben een kunstenbeleid, een erfgoedbeleid, een sociaal-cultureel beleid,… Beleid gericht op volwassenen, kinderen, lokaal cultuurbeleid, bibliotheken, cultuurcentra, amateurkunsten, … Transversaal doorheen dat continuüm opereren de kunst- en cultuureducatieve spelers. Vanuit deze community rees jaren geleden de vraag of ook hiervoor geen specifiek overheidsbeleid moest worden ontwikkeld. Het was een vraag naar identiteit, professionalisering en beleidsaandacht, maar ze is nooit beslecht geweest.

De Braekeleer: Samen met onder meer Tijl Bossuyt en Herman Baeten hebben we in het begin van de jaren 2000 daarvoor gevochten door alle kunsteducatieve spelers rond de tafel te brengen onder de naam FOK (Federatie Organisaties in de Kunsteducatie), maar een specifiek beleid is er nooit gekomen en misschien is dat ook goed. We hadden veel dingen gemeenschappelijk, maar er waren ook veel verschillen, en dat is oké. Een tastbaar effect van deze beweging is wel dat in het vernieuwde Kunstendecreet organisaties een bestemming vonden. En dat in het jeugdwerk en in het sociaal-cultureel volwassenenwerk cultuureducatie als een volwaardige specialisatie werd aanzien.

Dhont: Het beleid heeft de community van de kunsteducatieve sector nooit gevolgd. Cultuurminister Anciaux heeft in 2008 ‘Smaakmaker’ voorgesteld, wat echter vooral een interne departementsgerichte oefening was. Joke Schauvliege was in 2012 de eerste minister van Cultuur die een brug maakte naar Onderwijs met de gezamenlijke (samen met onderwijsminister Smet) conceptnota ‘Groeien in cultuur’ (voor kinderen en jongeren) en een jaar later met ‘Doorgroeien in cultuur’ (voor volwassenen). En vijf jaar geleden kregen we nog een momentum met ACCE (spreek uit: Akse) ofte de Ambtelijke Coördinatie CultuurEducatie, een overlegplatform van de ambtenaren binnen het departement Cultuur, Jeugd en Media die – elk vanuit hun afdeling – betrokken zijn bij het thema cultuureducatie. Je kreeg dan regionale netwerken rond kunst- en cultuureducatie die heel eventjes werden gefinancierd, maar toen hield het op. Als je die tijdspanne van twintig jaar bekijkt zie je nooit een visie of een lange termijn plan – het zijn telkens golfbewegingen.

De Braekeleer: Binnen het cultuurbeleid krijgt het nooit de zwaarte om een omslag te verwezenlijken. Maar dat is ook omdat de spelers zelf verspreid en diffuus zijn: ze hanteren verschillende visies en methodieken, ze zijn ontstaan uit diverse achtergronden en geschiedenissen … het is een grote sector qua doelgroepen en inhouden.

Over het verschil met kunsteducatie voor niet-volwassenen

De Braekeleer: Het aanbod voor kinderen en jongeren is veel kleiner. Dat heeft met geld te maken. Volwassenen bedienen zichzelf en kunsteducatie voor kinderen wordt vaak doorgeschoven naar het onderwijs. “Er is een gigantisch aanbod bij het DKO en de rest zal het jeugdwerk wel opnemen”, is de redenering. Maar ook binnen het jeugdwerk is er een grote struggle-for-life en zorgt het beperkte budget ervoor dat kunsteducatie in een hoekje belandt. Het algemeen jeugdwerk krijgt het grootste stuk van de koek.

Over de ‘verculturalisering’ van socio-economische problemen

Dhont: De cultuurstrijd die vandaag in de samenleving wordt gevoerd, de strijd om een Vlaamse cultuur, gaat niet over de kunsten en de cultuur waarover wij nu zitten te praten. Binnen die specifieke cultuurstrijd is cultuur in gevaar en moeten we onze loopgraven sterk bewaken. Er is een grote variëteit aan kunst- en cultuureducatie, maar omdat educatie steeds intentioneel is, heeft ze vele meesters. Het beleid kan de roep voor een canonisering van de Vlaamse cultuur immers met allerlei politieke middelen ondersteunen. Wie is dan nog de meester van de cultuureducatie? En waarvoor wordt cultuureducatie gebruikt? Gert Biesta, onderwijspedagoog en hoogleraar aan de Universiteit van Luxemburg, stelt dat onderwijs drie dingen doet en in feite geldt dat voor cultuur ook:

  • het socialiseert
  • het kwalificeert
  • het subjectiveert

Dit laatste is verreweg het belangrijkste: het geeft de mensen een stem. Als je die stem wegneemt, zou er enkel een norm, een maat overblijven. Terwijl cultuur ook onmaat in de samenleving brengt. Ze zorgt voor dynamiek en is in dat opzicht wezenlijk voor de verandering van de samenleving. Het is net door die onmaat, dat schuren, dat durven bevragen, dat de dingen veranderen.

Over budgetten en een dun publiek

De Braekeleer: Het budgettaire is een factor met grote invloed in de kunsten en de kunsteducatie. Een handvol organisaties bezetten het grootste deel van het budget zodat er nog weinig overblijft voor starters en voor de projectsubsidies. Let op: ik vind dat er grote kunsthuizen moeten zijn, maar zij moeten zich openstellen voor vernieuwing en voor jonge makers. En dat evenwicht is vaak lastig. Ik kan me voorstellen dat het als beleidsmaker niet gemakkelijk is om het evenwicht tussen structurele en projectsubsidies af te meten en te bewaken. Er is ook zo veel in Vlaanderen. Soms vraag ik mij af: is er niet te veel? Zijn er niet te veel spelers die vechten om een verdund publiek? Want hierin geeft de participatiesurvey wel een ontnuchterend beeld: we bereiken vooral de blanke, hoogopgeleide, sociaal welvarende vrouwelijke Vlaming. Dit besef is nu wel doorgedrongen en veel organisaties zoeken op dit ogenblik – met vallen en opstaan – naar manieren om een grotere diversiteit te creëren in hun publiek. Dat vraagt vernieuwing in aanbod, methodieken, communicatie, personeel, bestuur, … allemaal niet zo gemakkelijk.

Dhont: De participatiekloof krijgen we vooralsnog niet gedicht: er zijn grote groepen in de samenleving die we niet bereiken. En we moeten daar heel eerlijk in zijn: dat ondergraaft onze legitimiteit.

De Braekeleer: Ik ben toch ook wel wat bang dat het beleid meer zal privatiseren. Ze schuiven de cultuurcentra en bibliotheken door naar de gemeenten en binnenkort gaan ze – naar analogie met Nederland – wellicht andere culturele zaken aan de privémarkt overlaten. Het Rijnlandmodel staat duidelijk onder druk.

Over de kunst- en cultuureducatie van morgen

De Braekeleer: Wat er nu te gebeuren staat, is het internet. Virtuele kunst- en cultuureducatie. Je kan nu via YouTube les volgen bij een Amerikaanse schilder. Tienduizenden weergaven. Grote musea tellen nu meer virtuele bezoekers dan effectieve.

Dhont: Je stapt van de trein, krijgt van je device de nodige tips over kunst en cultuur, je stapt een museum binnen en krijgt informatie over een community die met hetzelfde thema bezig is, je ontdekt de boeken die je daarover kunt lezen, een organisatie die voor kinderen over hetzelfde thema een gelijkaardig aanbod heeft, recensies … Internet wordt de grote gamechanger voor de kunsteducatie.

De Braekeleer: Het zal het landschap enorm veranderen en we kunnen de gevolgen nog niet overzien. De kunsten zijn op deze disruptie helemaal niet voorbereid: de zalen voor muziek en theater beginnen leger en leger te raken en dit zal zich uitbreiden naar de kunsteducatie.

Dhont: De millennials gaan niet meer in levenden lijve een cursus komen volgen. Hun communities bevinden zich op het wereldwijde web. Wij zijn er jaren geleden van uitgegaan dat cultuurcentra het ideale instrument waren om aan cultuurparticipatie en cultuurbemiddeling te doen. Maar als je vandaag vraagt hoe we cultuurparticipatie gaan bevorderen, krijgen we dan geen ander antwoord dan het bouwen van cultuurcentra? Of leesbevordering? Zijn bibliotheken hiervoor het beste middel?

Hoe de kunsteducatieve sector er morgen zal uitzien, is hoogst onduidelijk.

De Braekeleer: Het zal een minderheid zijn die nog een live fysieke interactie opzoekt. Vergelijk het met e-shoppen: voor bepaalde dingen wel, voor andere niet. Of we gaan eerst eens kijken in de winkel en bestellen dan via internet. Sommige trendwatchers geloven ook in een tegentrend: mensen zullen net extra behoefte krijgen aan live-interactie en zullen die opzoeken, maar dan korter, vrijblijvender en intuïtiever.

Dhont: Je kan het verschil nog maken met de ‘beleving’ – denk aan belevingswinkels, belevingsbibliotheken, … Overal zijn er zoekprocessen bezig over de vormgeving. De hype in cultuurcentra zijn nu locatieprojecten. Zo ver mogelijk weg van het gebouw van de jaren 1970. Maar hoe de kunsteducatieve sector er morgen zal uitzien, is hoogst onduidelijk. Wat wel zeker is: alle succesvolle sociaal-culturele activiteiten hebben met het digitale te maken. Nochtans ben ik heel optimistisch over het aspect ‘verenigen’. Dat is van alle tijden. Een mens verenigt zich met andere mensen. Altijd. Dat proces zal alleen niet meer de vorm aannemen van vroeger, maar meer fluïde worden.

Uit de Schaduw

Dit artikel komt uit de publicatie 'Uit de Schaduw: de ontwikkeling van kunst- en cultuureducatie in de vrije tijd in Vlaanderen', samengesteld door Jan Staes en Tijl Bossuyt in opdracht van publiq in 2020. De publicatie zoomt in op verschillende aspecten uit de geschiedenis van kunst- en cultuureducatie. Benieuwd naar de volledige publicatie?

Kennisdossier

Het zwarte gat van de cultuureducatie

20 jan. 2020

Over cultuureducatie binnen het jeugdwerk in Vlaanderen

Meer lezen
Kennisdossier

Amateurkunsten

20 jan. 2020

Van Altamira recht de 21ste eeuw in

Meer lezen
Kennisdossier

Leeswijzer Uit de Schaduw

20 jan. 2020

Een handig overzicht van alle artikels uit de publicatie 'Uit de Schaduw: de ontwikkeling van kunst- en cultuureducatie in de vrije tijd in Vlaanderen', samengesteld door Jan Staes en Tijl Bossuyt in opdracht van publiq in 2020.

Meer lezen