Begin van zone 30

Uit het onderzoek van Colpaert en Lauwerysen in 2002 en 2004 bleek dat de rijafstand tussen gemeenten, net als de grootte van het aanbod en het aantal inwoners, een bepalende rol speelt in de sterkte van participatie aan cultuur en vrije tijd. Het gros van de deelname aan het cultuur- en vrijetijdsaanbod vond namelijk plaats binnen een zone van 30 kilometer (of bij uitbreiding 30 minuten rijden) rond de eigen woonplaats. De ‘zone 30’ is geboren.

Van zone 30 tot UiTnetwerk

Om de net-nieters tot deelname te bewegen, is het daarom belangrijk om samen te werken met het lokale cultuur- en vrijetijdsbeleid. Dat resulteerde in 2008 in de oprichting van het UiTnetwerk. Steden en gemeenten werden zo dé sleutelpartner voor informatie, ontsluiting en de bevordering van vrijetijdsparticipatie en in ruil daarvoor krijgen de UiTpartners daarvoor heel wat instrumenten ter beschikking van publiq: de UiTdatabank als verzamelinstrument, publicatietools als widgets en API’s en printmogelijkheden als datarapporten en tipsblaadjes.

Begin 2018 is maar liefst 93 % van de steden en gemeenten lid van dit UiTnetwerk. Een steeds groter deel van deze partners is dan ook klaar om een stap verder te zetten, en van een geïntegreerde UiTcommunicatie door te groeien naar een geïntegreerd participatiebeleid. Daarbij biedt UiTPAS dan weer hulp.

Van UiTnetwerk tot UiTPAS

Op 4 juni 2012 werd in CC De Werf in Aalst, Erpe-Mere, Lede en Haaltert het pilootproject UiTPAS gelanceerd. Als sociaal spaar- en voordelenprogramma biedt UiTPAS zowel kansen voor bewoners van de partnergemeenten, als voor organisatoren van het vrijetijdsaanbod. Ook op het Vlaamse beleidsniveau werd UiTPAS meegenomen in het Vlaams regeerakkoord en het ‘Vlaams Actieplan tegen Armoede’ (VAPA).

Alle participaties met UiTPAS komen terecht in het UiTPASsysteem. Daarmee kunnen steden en regio’s gerichte suggesties doen op maat van de pashouder. Maar er is meer, want de participatiegegevens leveren ook meer en meer inzichten op. Voor 2017 weten we voor 826.000 deelnames aan het vrijetijdsaanbod op welke plek en door welke pashouders ze gebeurden.

Zone 30: hoe zit het nu?

Het is met die gegevens dat we een (bescheiden) onderzoek deden, met als centrale vraag of de zone 30 nog steeds speelt. Wat zijn de resultaten?

  • Een erg groot aandeel van de participatie vindt plaats in de eigen gemeente. In de grotere steden en gemeenten gaat het om 98%. In kleinere gemeenten met een beperkter aanbod is de mobiliteit groter is en gaan mensen dus sneller ruimer zoeken naar aanbod. Maar ook daar zien we dat 98% van de participatie nog steeds in de zone 30 blijft.
  • Uniek aan UiTPAS is dat voor elke pashouder ook gekend is of hij of zij over een zogenaamd kansenstatuut beschikt. Een persoon in armoede kan aanspraak maken op dat kansenstatuut en op basis daarvan genieten van een lagere deelnameprijs. Voor mensen in armoede speelt het effect van de zone 30 nog sterker.
  • Buiten de zone 30 valt het verkeer naar Oostende vanuit alle UiTPASregio’s op. Ook tijdens een toeristisch verblijf aan de kust halen de pashouders hun UiTPAS blijkbaar graag boven. Dit ‘Oostende-effect’ blijkt opnieuw veel sterker te spelen bij personen met recht op een kansenstatuut dan bij de algemene groep pashouders.

Dat is opvallend én beloftevol aangezien de UiTPAS-gemeenten nog maar zeer beperkt communiceren over de mogelijkheden om UiTPAS buiten de eigen regio te gebruiken. Er is dus nog veel meer potentieel voor een breder geografisch gebruik van UiTPAS. Dat doet vermoeden dat de UiTPAS ook bij de algemene groep pashouders een verruimend effect zou kunnen hebben op de mobiliteit in de deelname aan cultuur- en vrijetijdsaanbod, in het bijzonder van gemeenten met een geringer en minder divers aanbod naar beter voorziene gemeenten en steden.

De cijfers bevestigen het: de zone 30 heeft nog niets van haar relevantie verloren. We zoeken als participant het vrijetijdsaanbod nog steeds - letterlijk en figuurlijk - in de buurt.